In de huidige coronatijd wordt er minder gevlogen. Er zijn minder passagiers en dus ook minder vluchten. Uiteraard heeft dit invloed op hoe omwonenden het luchtverkeer ervaren. Op deze pagina lees je wat precies de gevolgen zijn.
Tijdens de eerste coronagolf, in het voorjaar van 2020, daalde het aantal vluchten tot een ongekend laag niveau. In de zomer vlogen weer meer mensen naar buitenlandse bestemmingen. In oktober was er opnieuw een dip en handelden luchtverkeersleiders minder dan 50% van het aantal vliegtuigen af dan in dezelfde maand in 2019. Sinds de zomer van 2021 zien we weer een toename van het aantal vluchten.
Voor corona uitbrak was ons luchtruim één van de drukste van Europa. Door de afname van het aantal vertrekkende en aankomende vliegtuigen is er nu meer ruimte in de lucht voor luchtverkeersleiders om vliegtuigen zo efficiënt mogelijk te begeleiden. Tegelijk vliegt vliegverkeer daardoor soms op onverwachte plekken, wat lokaal voor overlast kan zorgen. LVNL voldoet altijd, dus ook in de huidige omstandigheden, aan nationale en internationale regelgeving. Op deze regelgeving zijn al onze procedures gebaseerd. Zo kunnen wij zorgen voor een veilige en efficiënte vluchtafhandeling. Hierbij nemen we ook de geldende milieuregels in acht, waardoor het vliegverkeer met zo min mogelijk impact op de omgeving en het milieu wordt afgehandeld.
Luchtverkeersleiders begeleiden vliegtuigen die het Nederlands luchtruim binnenvliegen naar het gebied rondom de luchthavens, waaronder Schiphol. Dit gebied heet de 'Terminal Manoeuvring Area (TMA)'. Aangezien het verkeersaanbod momenteel lager is en er daardoor meer ruimte in de lucht is, kunnen de luchtverkeersleiders vliegtuigen directere routes naar Schiphol laten vliegen. Dit leidt tot ca. 9% minder afgelegde vliegafstand per vlucht, waardoor ook de gemiddelde uitstoot van deze vliegtuigen afneemt.
Overdag begeleiden luchtverkeersleiders het naderende verkeer binnen de TMA naar de toegewezen landingsbaan. Tijdens de eindfase van een nadering wordt in de meeste gevallen gebruikgemaakt van het Instrument Landingssysteem (ILS). Het ILS is een navigatiesysteem waarmee piloten de ideale koers recht naar de landingsbaan kunnen vliegen. Het ILS zorgt ervoor dat vliegtuigen ondersteund worden om in een geleidelijke hoek te dalen naar de baan. Met het ILS kunnen vliegtuigen ook op de automatische piloot landen, bijvoorbeeld als er sprake is van beperkt zicht (zoals bij mist). Om het ILS-signaal te onderscheppen leggen de vliegtuigen een deel van de nadering tot de landingsbaan horizontaal af. Het horizontaal vliegen wordt door verkeersleiders ook gebruikt om vliegtuigen uit verschillende richtingen naar de baan te begeleiden en om daarbij voldoende afstand tussen vliegtuigen te garanderen. Omwonenden ervaren soms overlast door dit horizontaal vliegen.
Doordat er nu minder aankomend, vertrekkend en overvliegend verkeer is in de TMA, het gebied rondom Schiphol, kunnen luchtverkeersleiders de beschikbare ruimte in het luchtruim beter gebruiken. Dat betekent dat de naderende vliegtuigen in veel gevallen langer hoger kunnen blijven vliegen en met minder motorvermogen de daling in kunnen zetten. Dit levert minder geluidshinder voor de omgeving op. In de huidige tijd zien we een verdubbeling van het aantal vliegtuigen (ca. 30%) dat op deze manier de nadering inzet.
Het naderende vliegverkeer naar één landingsbaan kan uit drie verschillende richtingen komen. De luchtverkeersleiders zorgen ervoor dat naderende vliegtuigen achter elkaar in een zogenaamd `treintje’ vliegen. Op die manier kunnen ze precies op de goede locatie en op veilige afstand van elkaar het landingssignaal oppakken en landen. Dit wordt `oplijnen’ genoemd. Door het afgenomen vliegverkeer hoeven verkeersleiders niet zulke lange `treintjes’ te maken. Vliegtuigen vanuit richtingen die niet in het verlengde van de landingsbaan liggen, draaien in de richting van de landingsbaan en lijnen minder ver weg van Schiphol op voor de eindnadering. Dat betekent dat er ook vliegtuigen op andere plaatsen vliegen dan gebruikelijk. Dit heeft zowel positieve als negatieve gevolgen. Er is minder uitstoot en minder geluidsoverlast in de gebieden waar vliegtuigen in de normale omstandigheden vliegen. Maar in andere gebieden ervaren omwonenden juist meer overlast, juist doordat een deel van de vliegbewegingen op andere plekken dan normaal plaatsvindt.
Bij het vliegverkeer dat overdag van Schiphol vertrekt, zien we in een vergelijking tussen de tijd vóór corona en de huidige tijd vrijwel geen verschillen in de afhandeling. Vertrekkende vliegtuigen krijgen volgens de standaardprocedure een vaste vertrekroute toegewezen. Deze route loopt tot ca. 3000 voet hoogte (ca. 1000 meter). Afwijkingen zijn toegestaan, bijvoorbeeld vanwege weersomstandigheden of veiligheid. In de periode vóór de coronapandemie volgde ongeveer 90% van alle vliegtuigen deze vaste vertrekroute. Tijdens de coronaperiode is dit aantal onveranderd gebleven.
Vliegtuigen die ’s nachts op de Polderbaan, Kaagbaan of de Zwanenburgerbaan (vanuit het noorden) landen, maken gebruik van een vaste naderingsroute. Hierbij begeleidt de luchtverkeersleider het vliegtuig naar het begin van de vaste naderingsroute. Het vliegtuig vliegt vervolgens via een vaste route, gelijkmatig dalend met laag motorvermogen naar de landingsbaan. De afhandeling van het nachtverkeer verschilt tijdens de coronapandemie niet met de periode daarvoor.
LVNL is samen met relevante partners in de luchtvaart bezig met de ontwikkeling van routes voor het vliegverkeer overdag, die vergelijkbaar zijn met die voor het nachtverkeer en het vertrekkend verkeer. Hierbij gaat het om vaste aanvliegroutes. Via deze routes kunnen naderende vliegtuigen zonder horizontaal te vliegen de landing inzetten. Het is echter niet mogelijk om nu al met dergelijke vaste aanvliegroutes te experimenteren, ondanks de huidige verkeersluwe periode. Dit is een omvangrijk traject waarin veel verschillende stappen moeten worden genomen. Bovendien moeten we deze stappen zorgvuldig onderzoeken en voorbereiden. Essentiële aspecten hierbij zijn allereerst de aanpassing van de luchtruimstructuur. Daarnaast spelen ook veiligheid, effecten voor het milieu en omgeving, geluid, techniek en training van luchtverkeersleiders een rol. Binnen het programma Luchtruimherziening werkt LVNL actief samen met haar partners aan deze ontwikkeling.
Er vliegen veel minder vliegtuigen in coronatijd. Wat betekent dat voor de afhandeling van het vliegverkeer?
De luchtverkeersleiders van LVNL doen in coronatijd hun werk op precies dezelfde manier als altijd. Ze zetten zich in voor een veilige en efficiënte afhandeling van het vliegverkeer. Daarbij houden ze zich aan de procedures en regels die daarvoor zijn vastgesteld. Er is op dit moment meer ruimte in het luchtruim doordat er minder vliegverkeer is. Dat betekent dat de luchtverkeersleiders de vliegtuigen op een efficiëntere manier kunnen begeleiden, bijvoorbeeld door ze directere routes te laten vliegen. Dit leidt tot een kortere vliegafstand, minder brandstofverbruik, minder uitstoot en op sommige plekken ook minder geluidshinder. Hierdoor zijn er vliegbewegingen op andere plekken dan normaal, waardoor bewoners mogelijk hinder ervaren.
Zijn de regels voor de afhandeling van het vliegverkeer in coronatijd anders dan normaal?
LVNL werkt altijd volgens vaste procedures die overeenkomen met de geldende regels voor de afhandeling van vliegverkeer. Deze regels en wetten zorgen ervoor dat de veiligheid gewaarborgd is. Dit houdt onder meer in dat de luchtverkeersleiders ervoor zorgen dat er voldoende afstand tussen vliegtuigen is. Ook houden zij rekening met de weersomstandigheden bij het starten en landen. De luchtverkeersleiders houden zich aan de vastgestelde normen voor efficiency en milieu. Volgens deze normen zorgen zij voor een zo efficiënt mogelijk begeleiding van vliegtuigen. Ook zorgen zij ervoor dat de banen en routes worden gebruikt die zo min mogelijk geluidshinder opleveren. Over de naleving van wet- en regelgeving rapporteert LVNL aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Er is minder vliegverkeer en toch ervaar ik meer hinder door vliegtuigen. Hoe kan dat?
Doordat het vliegverkeer in deze coronatijd is afgenomen, is er meer ruimte in het luchtruim. Dat betekent dat luchtverkeersleiders in sommige gevallen naderende en vertrekkende vliegtuigen via een directere route kunnen begeleiden: naar de luchthaven toe of vanaf de luchthaven op weg naar hun eindbestemming. Hierdoor kan de spreiding van het vliegverkeer boven Nederland er soms anders uitzien dan in de periode vóór corona. Voor sommige omwonenden kan dit betekenen dat ze meer hinder door het vliegverkeer ondervinden, terwijl andere omwonenden mogelijk minder hinder ervaren.
Ik ondervind minder hinder door vliegverkeer dan normaal. Is deze situatie blijvend?
Op dit moment is er substantieel minder vliegverkeer dan in de tijd vóór de coronapandemie. Als de pandemie in hevigheid afneemt, zal het vliegverkeer naar verwachting weer toenemen. Of deze toename tot hetzelfde aantal vliegbewegingen zal leiden als voorheen, is nu nog niet te voorspellen. LVNL blijft met Schiphol werken aan hinderbeperkende maatregelen. Deze hebben als doel de hinder voor omwonenden te verminderen, ongeacht de hoeveelheid vliegverkeer.
Wat betekent het voor het milieu dat er minder vliegtuigen vliegen?
Aangezien het verkeersaanbod momenteel laag is en er daardoor meer ruimte in de lucht is, kunnen de luchtverkeersleiders vliegtuigen directere routes van en naar Schiphol laten vliegen. Dit leidt tot ca. 9% minder afgelegde vliegafstand per vlucht in ons luchtruim, waardoor ook de gemiddelde uitstoot van vluchten afneemt.
Vliegtuigen die gaan landen, vliegen eerst een tijd horizontaal. Waarom doen ze dat?
Vliegtuigen die de luchthaven naderen voor de landing, maken meestal gebruik van het Instrument Landingsysteem (ILS). Het laatste deel van de nadering (vanaf circa 600 meter hoogte en 11 km voor de landingsbaan) vliegt een vliegtuig in een rechte lijn en met een continue daalhoek naar de landingsbaan. Deze daling wordt ondersteund door het ILS. Om het signaal van het ILS te onderscheppen moeten de vliegtuigen een deel van de nadering horizontaal vliegen. Omwonenden kunnen hinder ervaren door dit horizontaal vliegen.
Is er verschil tussen de afhandeling van het vliegverkeer overdag en ’s nachts?
Vliegtuigen die overdag of ’s nachts van Schiphol vertrekken, krijgen volgens de standaardprocedure een vaste vertrekroute toegewezen. Tot ca. 3.000 voet hoogte (ca. 1.000 meter) overdag en ca. 8.860 voet hoogte (ca. 2.700 meter) ‘s nachts mogen zij niet van deze route afwijken. Afwijkingen zijn alleen toegestaan als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld vanwege veiligheidsredenen. Zowel voor als tijdens de coronaperiode volgde ca. 90% van alle vertrekkende vliegtuigen deze vaste vertrekroute. LVNL laat het vertrekkend verkeer zo veel als mogelijk continu klimmen om hinder voor de omwonenden zo veel mogelijk te beperken.
Vliegtuigen die overdag op Schiphol landen, worden door luchtverkeersleiders naar de landingsbaan begeleid door middel van koers-, snelheid- en hoogte-instructies. Daarbij zijn aspecten als drukte in het luchtruim en de beschikbare landingsbanen van invloed, net als de weersomstandigheden. De vliegtuigen die de luchthaven naderen, maken meestal gebruik van het Instrument Landingssysteem (ILS). Om het ILS-signaal te kunnen oppikken moeten de vliegtuigen een deel van de daling horizontaal vliegen.
Vliegtuigen die in de nachtelijke uren op Schiphol landen, maken gebruik van een vaste naderingsroute naar de Polderbaan of de Kaagbaan. Via deze routes kunnen naderende vliegtuigen hoger aanvliegen en zonder horizontaal te vliegen een continue daling inzetten met lager motorvermogen. Sinds kort zijn er ook vaste naderingsroutes naar de Zwanenburgbaan in gebruik. Deze baan kan ook ‘s nachts worden ingezet wanneer de Polderbaan (bijvoorbeeld door onderhoud) niet beschikbaar is.
Soms zie je verschillende vliegtuigen op afstand achter elkaar vliegen. Waarom gebeurt dit?
De luchtverkeersleiders zorgen ervoor dat naderende vliegtuigen achter elkaar in een zogenaamd `treintje’ vliegen. De vliegtuigen die de luchthaven naderen, maken gebruik van het Instrument Landingssysteem (ILS). Door de `treintjes’ kunnen ze precies op de goede locatie en op veilige afstand van elkaar het landingssignaal oppikken en landen. Doordat het luchtverkeer in de huidige situatie is afgenomen, zijn de `treintjes’ doorgaans korter dan wanneer er meer luchtverkeer is.
Wat doet LVNL om de hinder te beperken?
LVNL en Schiphol hebben een gezamenlijk programma om geluidshinder door vliegverkeer te laten afnemen. Het doel is om het woon- en leefklimaat voor omwonenden te verbeteren. Zie ook www.minderhinderschiphol.nl. Het programma is begin 2020 gestart; tot aan het einde van dat jaar konden belangstellenden op de maatregelen reageren. Deze reacties zijn in een definitieve versie van het programma verwerkt. LVNL en Schiphol zijn ook tijdens de coronaperiode blijven doorwerken aan dit programma en aan de uitvoering van maatregelen uit het programma. De twee organisaties hebben het programma in 2021 aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden.
Het gezamenlijke programma van LVNL en Schiphol omvat onder meer maatregelen die het mogelijk maken om optimaal gebruik te maken van de start- en landingsbanen die de minste hinder veroorzaken. Andere maatregelen zijn onder meer gericht op veranderingen in aanvliegroutes, waardoor de hinder wordt beperkt. Lees hier meer.
Wat gebeurt er nu het verkeer weer aantrekt?
Ook nu het verkeer weer aantrekt blijven we ons, samen met Schiphol, inzetten voor de realisatie van het programma ‘Minder Hinder’ met maatregelen om geluidshinder door vliegverkeer af te laten nemen.
Hebben luchtverkeersleiders nog voldoende kennis en ervaring om weer meer verkeer af te handelen?
De Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT) toetst iedere drie jaar de luchtverkeersleiders op hun vakbekwaamheid. Daarbij kijkt ILT onder andere naar het aantal uren dat ze hebben gedraaid op positie, of ze voldoende vakbekwaam zijn in de praktijk en of ze voldoende onderhoudstrainingen hebben gehad. Daarnaast krijgen de verkeersleiders ook een reguliere toetsing van de theorie ieder jaar. Tijdens de coronaperiode is er nog steeds verkeer waar de verkeersleiders mee te maken krijgen, maar is de intensiteit van het verkeer en het aantal verkeersleidersposities minder dan normaal. Het aantal contactmomenten in de praktijk wordt aangevuld met extra vakbekwaamheidstrainingen op de simulator met voldoende verkeer. Hierdoor blijven de kennis en ervaring van de verkeersleiders op een voldoende peil voor wanneer het verkeer weer aantrekt.
Hoe heeft LVNL gezorgd voor de vakbekwaamheid van luchtverkeersleiders in de periode van minder verkeer?
De verschillende groepen verkeersleiders hebben extra verplichte onderhoudstrainingen op de simulator. Daarnaast zijn simulatorperiodes ingepland waarop verkeersleiders facultatief individuele trainingen kunnen doorlopen.
Hebben de beloofde hinderbeperkende maatregelen hinder ondervonden van corona?
LVNL heeft ook tijdens de coronatijd vol ingezet op het realiseren van maatregelen om de hinder te beperken. Zo hebben we de vaste nachtnadering naar de Zwanenburgbaan (recht en gekromd) gerealiseerd. Juist door corona nam het aantal vliegtuigen dat de gekromde nadering kon vliegen sneller toe dan verwacht. Daarnaast zijn we op verzoek van de omgeving doorgegaan met het zoeken naar optimalisatie in de nachtnadering naar de Polderbaan, zodat deze nadering ook om Uitgeest heen gaat lopen.
Wij gebruiken cookies voor een goede werking van de site en o.a. voor webstatistieken.
Info