In de huidige coronatijd wordt veel minder gevlogen. Er zijn minder passagiers en dus ook minder vluchten. Uiteraard heeft dit invloed op hoe omwonenden het luchtverkeer ervaren. Ook levert de afname van vliegverkeer voordelen voor het milieu op. Op deze pagina lees je wat precies de gevolgen zijn.
Tijdens de eerste coronagolf, in het voorjaar van 2020, daalde het aantal vluchten tot een ongekend laag niveau. In de zomer vlogen weer meer mensen naar buitenlandse bestemmingen. In het najaar was er opnieuw een dip, toen de tweede coronagolf zich aandiende. De afname is nog steeds substantieel, zo handelden de luchtverkeersleiders van LVNL in oktober 2020 minder dan 50% van het aantal vliegtuigen af dan in dezelfde maand in 2019.
Voor corona uitbrak was ons luchtruim één van de drukste van Europa. Door de afname van het aantal vertrekkende en aankomende vliegtuigen is er nu meer ruimte in de lucht voor luchtverkeersleiders om vliegtuigen zo efficiënt mogelijk te begeleiden. Tegelijk vliegt vliegverkeer daardoor soms op onverwachte plekken, wat lokaal voor overlast kan zorgen. LVNL voldoet altijd, dus ook in de huidige omstandigheden, aan nationale en internationale regelgeving. Op deze regelgeving zijn al onze procedures gebaseerd. Zo kunnen wij zorgen voor een veilige en efficiënte vluchtafhandeling. Hierbij nemen we ook de geldende milieuregels in acht, waardoor het vliegverkeer met zo min mogelijk impact op de omgeving en het milieu wordt afgehandeld.
Luchtverkeersleiders begeleiden vliegtuigen die het Nederlands luchtruim binnenvliegen naar het gebied rondom de luchthavens, waaronder Schiphol. Dit gebied heet de 'Terminal Manoeuvring Area (TMA)'. Aangezien het verkeersaanbod momenteel laag is en er daardoor meer ruimte in de lucht is, kunnen de luchtverkeersleiders vliegtuigen directere routes naar Schiphol laten vliegen. Dit leidt tot ca. 5% minder afgelegde vliegafstand per vlucht, waardoor ook de gemiddelde uitstoot van deze vliegtuigen afneemt.
Overdag begeleiden luchtverkeersleiders het naderende verkeer binnen de TMA naar de toegewezen landingsbaan. Tijdens de eindfase van een nadering wordt in de meeste gevallen gebruikgemaakt van het Instrument Landingssysteem (ILS). Het ILS is een navigatiesysteem waarmee piloten de ideale koers recht naar de landingsbaan kunnen vliegen. Het ILS zorgt ervoor dat vliegtuigen ondersteund worden om in een geleidelijke hoek te dalen naar de baan. Met het ILS kunnen vliegtuigen ook op de automatische piloot landen, bijvoorbeeld als er sprake is van beperkt zicht (zoals bij mist). Om het ILS-signaal te onderscheppen leggen de vliegtuigen een deel van de nadering tot de landingsbaan horizontaal af. Het horizontaal vliegen wordt door verkeersleiders ook gebruikt om vliegtuigen uit verschillende richtingen naar de baan te begeleiden en om daarbij voldoende afstand tussen vliegtuigen te garanderen. Omwonenden ervaren soms overlast door dit horizontaal vliegen.
Doordat er nu minder aankomend, vertrekkend en overvliegend verkeer is in de TMA, het gebied rondom Schiphol, kunnen luchtverkeersleiders de beschikbare ruimte in het luchtruim beter gebruiken. Dat betekent dat de naderende vliegtuigen in veel gevallen langer hoger kunnen blijven vliegen en later de daling in kunnen zetten dan in een normale, drukke periode. Het gedeelte van de nadering dat horizontaal wordt afgelegd is hiermee in de coronaperiode met ca. 30% afgenomen. Juist dit horizontaal vliegen geeft overlast voor de omgeving en vermindering hiervan heeft daarom een positief effect.
Het naderende vliegverkeer naar één landingsbaan kan uit drie verschillende richtingen komen. De luchtverkeersleiders zorgen ervoor dat naderende vliegtuigen achter elkaar in een zogenaamd `treintje’ vliegen. Op die manier kunnen ze precies op de goede locatie en op veilige afstand van elkaar het landingssignaal oppakken en landen. Dit wordt `oplijnen’ genoemd. Door het afgenomen vliegverkeer hoeven verkeersleiders niet zulke lange `treintjes’ te maken. Vliegtuigen vanuit richtingen die niet in het verlengde van de landingsbaan liggen, draaien in de richting van de landingsbaan en lijnen minder ver weg van Schiphol op voor de eindnadering. Dat betekent dat er ook vliegtuigen op andere plaatsen vliegen dan gebruikelijk. Dit heeft zowel positieve als negatieve gevolgen. Er is minder uitstoot en minder geluidsoverlast in de gebieden waar vliegtuigen in de normale omstandigheden vliegen. Maar in andere gebieden ervaren omwonenden juist meer overlast, juist doordat een deel van de vliegbewegingen op andere plekken dan normaal plaatsvindt.
Bij het vliegverkeer dat overdag van Schiphol vertrekt, zien we in een vergelijking tussen de tijd vóór corona en de huidige tijd vrijwel geen verschillen in de afhandeling. Vertrekkende vliegtuigen krijgen volgens de standaardprocedure een vaste vertrekroute toegewezen. Deze route loopt tot ca. 3000 voet hoogte (ca. 1000 meter). Afwijkingen zijn toegestaan, bijvoorbeeld vanwege weersomstandigheden of veiligheid In de periode vóór de coronapandemie volgde ongeveer 90% van alle vliegtuigen deze vaste vertrekroute. Tijdens de coronaperiode is dit aantal onveranderd gebleven.
Vliegtuigen die ’s nachts op de Polderbaan, Kaagbaan of de Zwanenburgerbaan (vanuit het noorden) landen, maken gebruik van een vaste naderingsroute. Hierbij begeleidt de luchtverkeersleider het vliegtuig naar het begin van de vaste naderingsroute. Het vliegtuig vliegt vervolgens via een vaste route, gelijkmatig dalend met laag motorvermogen naar de landingsbaan. De afhandeling van het nachtverkeer verschilt tijdens de coronapandemie niet met de periode daarvoor.
LVNL is samen met relevante partners in de luchtvaart bezig met de ontwikkeling van routes voor het vliegverkeer overdag, die vergelijkbaar zijn met die voor het nachtverkeer en het vertrekkend verkeer. Hierbij gaat het om vaste aanvliegroutes. Via deze routes kunnen naderende vliegtuigen zonder horizontaal te vliegen de landing inzetten. Het is echter niet mogelijk om nu al met dergelijke vaste aanvliegroutes te experimenteren, ondanks de huidige verkeersluwe periode. Dit is een omvangrijk traject waarin veel verschillende stappen moeten worden genomen. Bovendien moeten we deze stappen zorgvuldig onderzoeken en voorbereiden. Essentiële aspecten hierbij zijn allereerst de aanpassing van de luchtruimstructuur. Daarnaast spelen ook veiligheid, effecten voor het milieu en omgeving, geluid, techniek en training van luchtverkeersleiders een rol. Binnen het programma Luchtruimherziening werkt LVNL actief samen met haar partners aan deze ontwikkeling.
Wij gebruiken cookies voor een goede werking van de site en o.a. voor webstatistieken.
Info