Tijdens de eerste coronagolf, in het voorjaar van 2020, daalde het aantal vluchten tot een ongekend laag niveau. Er waren minder passagiers en dus ook minder vluchten. De afgelopen tijd zijn de vliegbewegingen weer toegenomen. De voorspelling voor de zomer van 2022 is dat het herstel verder doorzet richting aantallen die we voor corona kenden. Of die trend ook na de zomer doorzet, is nog niet te voorspellen. Uiteraard hebben deze ontwikkelingen invloed op hoe omwonenden het vliegverkeer ervaren. Op deze pagina lees je wat de gevolgen kunnen zijn.
Voor corona uitbrak was ons luchtruim één van de drukste van Europa. Bij een afname van het aantal vertrekkende en aankomende vliegtuigen, zoals in de coronaperiode, is er meer ruimte in de lucht voor luchtverkeersleiders om vliegtuigen zo efficiënt mogelijk te begeleiden. Daardoor vliegt vliegverkeer soms op onverwachte plekken, wat lokaal voor overlast kan zorgen. LVNL voldoet altijd, dus ook in de huidige omstandigheden waarbij er minder vliegverkeer is, aan nationale en internationale regelgeving. Op deze regelgeving zijn al onze procedures gebaseerd. Zo kunnen wij zorgen voor een veilige en efficiënte vluchtafhandeling. Hierbij nemen we ook de geldende milieuregels in acht, waardoor het vliegverkeer met zo min mogelijk impact op de omgeving en het milieu wordt afgehandeld.
Luchtverkeersleiders begeleiden vliegtuigen die het Nederlands luchtruim binnenvliegen naar het gebied rondom de luchthavens, waaronder Schiphol. Dit gebied heet de 'Terminal Manoeuvring Area (TMA)'. Als het verkeersaanbod lager is en er daardoor meer beschikbare ruimte in de lucht is, kunnen de luchtverkeersleiders vliegtuigen directere routes naar Schiphol laten vliegen. In de coronaperiode leidde dit tot ca. 9% minder afgelegde vliegafstand per vlucht, waardoor ook de gemiddelde uitstoot van deze vliegtuigen afnam. Nu het aantal vluchten weer toeneemt, is het aanbieden van directere routes minder vaak mogelijk.
Overdag begeleiden luchtverkeersleiders het naderende verkeer binnen de Terminal Manoeuvring Area (TMA) naar de toegewezen landingsbaan. Tijdens de eindfase van een nadering wordt in de meeste gevallen gebruikgemaakt van het Instrument Landingssysteem (ILS). Het ILS is een navigatiesysteem waarmee piloten recht naar de landingsbaan kunnen vliegen. Het ILS zorgt ervoor dat vliegtuigen ondersteund worden om in een geleidelijke hoek te dalen naar de baan. Met het ILS kunnen vliegtuigen ook op de automatische piloot landen, bijvoorbeeld als er sprake is van beperkt zicht (zoals bij mist). Om het ILS-signaal te onderscheppen leggen de vliegtuigen een deel van de nadering tot de landingsbaan horizontaal af. Het horizontaal vliegen wordt door verkeersleiders ook gebruikt om vliegtuigen uit verschillende richtingen naar de baan te begeleiden en om daarbij voldoende afstand tussen vliegtuigen te garanderen. Omwonenden ervaren soms overlast door dit op lagere hoogte horizontaal vliegen.
Bij minder aankomend, vertrekkend en overvliegend verkeer in de TMA, het gebied rondom Schiphol, kunnen luchtverkeersleiders de beschikbare ruimte in het luchtruim beter gebruiken. Dat betekent dat de naderende vliegtuigen langer hoger kunnen blijven vliegen en met minder motorvermogen de daling in kunnen zetten. Dit levert minder geluidshinder voor de omgeving op. In de coronatijd zagen we een verdubbeling van het aantal vliegtuigen (ca. 30%) dat op deze manier de nadering inzet. Nu het aantal vluchten weer toeneemt, is het minder vaak mogelijk om het naderende vliegverkeer langer hoger te laten vliegen.
Het naderende vliegverkeer naar één landingsbaan kan uit drie verschillende richtingen komen. De luchtverkeersleiders zorgen ervoor dat naderende vliegtuigen achter elkaar in een zogenaamd `treintje’ vliegen. Op die manier kunnen ze precies op de goede locatie en op veilige afstand van elkaar het landingssignaal oppakken en landen. Dit wordt `oplijnen’ genoemd.
Als er minder vliegverkeer is hoeven verkeersleiders niet zulke lange `treintjes’ te maken. Vliegtuigen vanuit richtingen die niet in het verlengde van de landingsbaan liggen, draaien in de richting van de landingsbaan en lijnen minder ver weg van Schiphol op voor de eindnadering. In dat geval vliegen vliegtuigen op andere plaatsen dan gebruikelijk. Dit heeft zowel positieve als negatieve gevolgen. Er is minder uitstoot en minder geluidsoverlast in de gebieden waar vliegtuigen normaal gesproken vliegen. Maar in andere gebieden ervaren omwonenden juist meer overlast, doordat een deel van de vliegbewegingen op andere plekken plaatsvindt.
Nu het aantal vluchten weer toeneemt zien we dat de ‘treintjes’ van naderend verkeer op drukke momenten weer langer zijn en kan er minder vaak korter worden opgelijnd.
Bij het vliegverkeer dat overdag van Schiphol vertrekt, zien we in een vergelijking tussen de tijd vóór corona, tijdens corona en de huidige tijd vrijwel geen verschillen in de afhandeling. Vertrekkende vliegtuigen krijgen volgens de standaardprocedure een vaste vertrekroute toegewezen. Deze route loopt tot ca. 3000 voet hoogte (ca. 1000 meter). Afwijkingen zijn toegestaan, bijvoorbeeld vanwege weersomstandigheden of veiligheid. In de periode vóór de coronapandemie volgde ongeveer 90% van alle vliegtuigen deze vaste vertrekroute. Dit is onveranderd gebleven.
Vliegtuigen die ’s nachts op de Polderbaan, Kaagbaan of de Zwanenburgbaan (vanuit het noorden) landen, maken gebruik van een vaste naderingsroute. Hierbij begeleidt de luchtverkeersleider het vliegtuig naar het begin van de vaste naderingsroute. Het vliegtuig vliegt vervolgens via een vaste route, gelijkmatig dalend met laag motorvermogen naar de landingsbaan. De afhandeling van het nachtverkeer verschilt tijdens de coronapandemie niet met de periode daarvoor of daarna.
LVNL is samen met relevante partners in de luchtvaart bezig met de ontwikkeling van routes voor het vliegverkeer overdag, die vergelijkbaar zijn met die voor het nachtverkeer en het vertrekkend verkeer. Hierbij gaat het om vaste aanvliegroutes. Via deze routes kunnen naderende vliegtuigen gelijkmatig dalend, zonder horizontaal te vliegen, de landing inzetten. Het is echter niet mogelijk om nu al met dergelijke vaste aanvliegroutes te experimenteren, ook niet tijdens verkeersluwe periodes. Dit is een omvangrijk traject waarin veel verschillende stappen moeten worden genomen. Bovendien moeten we deze stappen zorgvuldig onderzoeken en voorbereiden. Essentiële aspecten hierbij zijn allereerst de aanpassing van de luchtruimstructuur. Daarnaast spelen ook veiligheid, effecten op het milieu en omgeving, geluid, techniek en training van luchtverkeersleiders een rol. Binnen het programma Luchtruimherziening werkt LVNL actief samen met haar partners aan deze ontwikkeling.
Er gaan deze zomer weer meer vliegtuigen vliegen. Wat betekent dat voor de afhandeling van het vliegverkeer en de hinder?
De luchtverkeersleiders van LVNL doen hun werk altijd op precies dezelfde manier, ongeacht het aantal vluchten. Ze zetten zich in voor een veilige en efficiënte afhandeling van het vliegverkeer. Daarbij houden ze zich aan de procedures en regels die daarvoor zijn vastgesteld. Doordat het aantal vluchten toeneemt, hebben de luchtverkeersleiders minder beschikbare ruimte in de lucht om vluchten korter te laten vliegen dan tijdens de coronapandemie. Daarom zullen de vluchtpaden van naderende vliegtuigen weer meer gaan lijken op de spreiding van het vliegverkeer zoals voor de coronaperiode. Dit kan voor meer hinder zorgen voor bewoners onder die vluchtpaden.
Hoe wordt het vliegverkeer afgehandeld als er minder vluchten zijn?
De luchtverkeersleiders van LVNL doen hun werk altijd op precies dezelfde manier, ongeacht het aantal vluchten. Ze zetten zich in voor een veilige en efficiënte afhandeling van het vliegverkeer. Daarbij houden ze zich aan de procedures en regels die daarvoor zijn vastgesteld. Op momenten dat er minder vliegverkeer is, kunnen luchtverkeersleiders het vliegverkeer nog efficiënter begeleiden omdat er in de lucht meer beschikbare ruimte is. Dat betekent dat in veel gevallen vliegtuigen korter kunnen vliegen en vanaf grotere hoogte met minder motorvermogen kunnen dalen. Dit leidt tot een kortere vliegafstand, minder brandstofverbruik, minder uitstoot en op sommige plekken ook minder geluidshinder. Hierdoor kan het zijn dat er vliegbewegingen op andere plekken zijn, waardoor bewoners op die plekken mogelijk hinder ervaren.
Zijn de regels voor de afhandeling van het vliegverkeer in of na coronatijd anders dan normaal?
LVNL werkt altijd volgens vaste procedures die overeenkomen met de geldende regels voor de afhandeling van vliegverkeer. Deze regels en wetten zorgen ervoor dat de veiligheid gewaarborgd is. Dit houdt onder meer in dat de luchtverkeersleiders ervoor zorgen dat er voldoende afstand tussen vliegtuigen is. Ook houden zij rekening met de (verwachte en actuele) weersomstandigheden bij het starten en landen. De luchtverkeersleiders houden zich aan de vastgestelde normen voor efficiency en milieu. Binnen deze normen zorgen zij voor een zo efficiënt mogelijk begeleiding van vliegtuigen. Ook zorgen zij ervoor dat de banen worden gebruikt die zo min mogelijk geluidshinder opleveren. Over de naleving van wet- en regelgeving rapporteert LVNL aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Ik ervaar meer hinder als er minder vliegverkeer is. Hoe kan dat?
Op momenten dat er minder vliegverkeer is, kunnen luchtverkeersleiders het vliegverkeer nog efficiënter begeleiden omdat er meer beschikbare ruimte in de lucht is. Dat betekent dat luchtverkeersleiders in sommige gevallen naderende en vertrekkende vliegtuigen via een kortere route kunnen laten vliegen: naar de luchthaven toe of vanaf de luchthaven op weg naar hun eindbestemming. Hierdoor kan de spreiding van het vliegverkeer boven Nederland er soms anders uitzien. Voor sommige omwonenden kan dit betekenen dat ze meer hinder door het vliegverkeer ondervinden, terwijl andere omwonenden mogelijk minder hinder ervaren.
Ik ondervind minder hinder door vliegverkeer dan voor de coronaperiode. Is deze situatie blijvend?
Tijdens de coronapandemie was er substantieel minder vliegverkeer. Nu de pandemie in hevigheid afneemt en weer meer mensen in het vliegtuig stappen, zal het vliegverkeer naar verwachting toenemen. Of deze toename tot hetzelfde aantal vliegbewegingen zal leiden als voorheen, is nu nog niet te voorspellen. LVNL blijft met Schiphol werken aan hinderbeperkende maatregelen. Deze hebben als doel de hinder voor omwonenden te verminderen, ongeacht de hoeveelheid vliegverkeer.
Vliegtuigen die gaan landen, vliegen eerst een tijd horizontaal. Waarom doen ze dat?
Vliegtuigen die de luchthaven naderen voor de landing, maken meestal gebruik van het Instrument Landing Systeem (ILS). Het laatste deel van de nadering vliegt een vliegtuig in een rechte lijn en met een continue daalhoek naar de landingsbaan. Deze daling wordt ondersteund door het ILS. Om het signaal van het ILS te onderscheppen moeten de vliegtuigen een deel van de nadering horizontaal vliegen. Omwonenden kunnen hinder ervaren door het op lagere hoogte horizontaal vliegen.
Is er verschil tussen de afhandeling van het vliegverkeer overdag en ’s nachts?
Vliegtuigen die overdag of ’s nachts van Schiphol vertrekken, krijgen volgens de standaardprocedure een vaste vertrekroute toegewezen. Deze vertrekroutes lopen rondom Schiphol zoveel als mogelijk om de woonkernen heen. Piloten en verkeersleiders moeten zorgen dat de vertrekroutes tot een bepaalde hoogte worden gevolgd om overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Overdag is dit tot minimaal 3.000 voet (circa 1.000 meter) hoogte en ’s nachts is dit tot minimaal 9.000 voet (circa 2.700 meter) hoogte. Afwijkingen vanwege veiligheidsredenen zijn altijd toegestaan. Circa 90% van alle vertrekkende vliegtuigen volgt deze vaste vertrekroute, dat was ook tijdens de coronaperiode het geval. LVNL laat het vertrekkend verkeer zo veel als mogelijk continu klimmen om hinder voor de omwonenden zo veel mogelijk te beperken.
Vliegtuigen die overdag op Schiphol landen, worden door luchtverkeersleiders naar de landingsbaan begeleid door middel van koers-, snelheid- en hoogte-instructies. Daarbij zijn aspecten als drukte in het luchtruim en de beschikbare landingsbanen van invloed, net als de weersomstandigheden. De vliegtuigen die de luchthaven naderen, maken meestal gebruik van het Instrument Landing Systeem (ILS). Om het ILS-signaal te kunnen oppikken moeten de vliegtuigen een deel van de daling horizontaal vliegen.
Vliegtuigen die in de nachtelijke uren op Schiphol landen, maken gebruik van een vaste naderingsroute naar de Polderbaan of Kaagbaan. Via deze routes kunnen naderende vliegtuigen hoger aanvliegen en een continue daling inzetten met lager motorvermogen. Dat is mogelijk omdat er ’s nachts veel minder vliegverkeer is op Schiphol. Ook is er een vaste naderingsroute naar de Zwanenburgbaan. Deze baan kan ‘s nachts worden ingezet wanneer de Polderbaan (bijvoorbeeld door onderhoud) niet beschikbaar is.
Soms zie je verschillende vliegtuigen op afstand achter elkaar vliegen. Waarom gebeurt dit?
De luchtverkeersleiders zorgen ervoor dat naderende vliegtuigen achter elkaar in een zogenaamd `treintje’ vliegen. De vliegtuigen die de luchthaven naderen, maken gebruik van het Instrument Landing Systeem (ILS). Door de `treintjes’ kunnen ze precies op de goede locatie en op veilige afstand van elkaar het landingssignaal oppikken en vervolgens landen. De lengte van een ‘treintje’ is afhankelijk van de verkeersdrukte. Hoe drukker het is, hoe langer het treintje.
Wat doet LVNL om de hinder te beperken?
LVNL en Schiphol hebben een gezamenlijk programma om geluidshinder door vliegverkeer te laten afnemen. Het doel is om het woon- en leefklimaat voor omwonenden te verbeteren. Zie ook www.minderhinderschiphol.nl. Het programma is begin 2020 gestart; tot aan het einde van dat jaar konden belangstellenden op de maatregelen reageren. Deze reacties zijn in een definitieve versie van het programma verwerkt. LVNL en Schiphol zijn ook tijdens de coronaperiode blijven doorwerken aan dit programma en aan de uitvoering van maatregelen uit het programma. De twee organisaties hebben het programma in 2021 aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden.
Het gezamenlijke programma van LVNL en Schiphol omvat onder meer maatregelen die het mogelijk maken om optimaal gebruik te maken van de start- en landingsbanen die de minste hinder veroorzaken. Andere maatregelen zijn onder meer gericht op veranderingen in aanvliegroutes, waardoor de hinder wordt beperkt. Lees hier meer.
Ook nu het verkeer weer aantrekt blijven we ons, samen met Schiphol, inzetten voor de realisatie van het programma ‘Minder Hinder’ met maatregelen om geluidshinder door vliegverkeer af te laten nemen.
Hebben luchtverkeersleiders nog voldoende kennis en ervaring om weer meer verkeer af te handelen?
De Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT) toetst iedere drie jaar de luchtverkeersleiders op hun vakbekwaamheid. Daarbij kijkt ILT onder andere naar het aantal uren dat ze hebben gewerkt, of ze voldoende vakbekwaam zijn in de praktijk en of ze voldoende training hebben gehad. Daarnaast krijgen de verkeersleiders ieder jaar een theorietoets. Tijdens de coronaperiode was de intensiteit van het vliegverkeer minder dan normaal. Het aantal diensten is daarom aangevuld met extra vakbekwaamheidstrainingen op de simulator met voldoende verkeer. Hierdoor blijven de kennis en ervaring van de verkeersleiders op een voldoende peil om het vliegverkeer veilig en efficient af te handelen.
Hebben de beloofde hinderbeperkende maatregelen vertraging ondervonden van corona?
LVNL heeft ook tijdens de coronatijd vol ingezet op het realiseren van maatregelen om de hinder te beperken. Zo hebben we de vaste nachtnadering naar de Zwanenburgbaan (recht en gekromd) gerealiseerd. Juist door corona nam het aantal vliegtuigen dat de gekromde nadering kon vliegen sneller toe dan verwacht. Daarnaast hebben we een aantal andere maatregelen geïntroduceerd, zoals: landen met innovatieve satellietnavigatie, hoger aanvliegen van helikopters over de A9, verlegde KUDAD-vertrekroute bij Bodegraven en hoger aanvliegen vanaf Noordzee. Ook zijn we op verzoek van de omgeving doorgegaan met het onderzoeken van de optimalisatie van de nachtnadering naar de Polderbaan.
Waarom is er sprake van roosterkrapte bij luchtverkeersleiders?
Als gevolg van COVID heeft LVNL te maken met een toenemende krapte aan luchtverkeersleiders. De afgelopen twee jaar zijn minder nieuwe verkeersleiders beschikbaar gekomen door o.a. afstandsmaatregelen in de simulator en het niet kunnen meetrainen met luchtverkeersleiders tijdens hun opleiding. Deze achterstand zorgt er ook voor dat minder nieuwe aspirant luchtverkeersleiders met de opleiding kunnen starten. Het tekort wordt vergroot doordat luchtverkeersleiders met pensioen gaan.
Afgelopen maanden was dit tekort nog nijpender door hogere aantallen ziekmeldingen en quarantaineverplichtingen. Dit ondanks de flexibiliteit van luchtverkeersleiders die vrije dagen hebben ingeleverd en minder meewerken aan projecten. De ziekmeldingen zijn wel wat teruggelopen, maar de effecten van COVID op de roosterkrapte zijn onverminderd van invloed.
LVNL doet er binnen de mogelijkheden alles aan om de dienstverlening zoveel mogelijk voort te zetten met zo min mogelijk impact voor omgeving, klanten en partners.
Wij gebruiken cookies voor een goede werking van de site en o.a. voor webstatistieken.
Info