Een luchtverkeerweg ('bandbreedte') is nodig vanwege wisselende weersomstandigheden (windrichting, windsterkte, temperatuur, vochtigheid), verschil in vliegtuigtypen en verschillen in navigatieapparatuur in het vliegtuig en op de grond. Al deze factoren kunnen het nauwkeurig volgen van de voorgeschreven route beïnvloeden. Afwijkingen van deze route worden getolereerd, zolang het vliegtuig binnen een luchtverkeerweg blijft.
Schiphol ligt temidden van steden en dorpen. Het is niet mogelijk in een rechte lijn vanaf Schiphol naar de landsgrenzen te vliegen, zonder dat de vlucht over bebouwing gaat.
Een vliegtuig is niet in staat een soort 'zigzag-route' te vliegen, waarbij de bebouwing wordt ontzien. Dit heeft onder andere te maken met beperkingen in de navigatiesystemen en met veiligheid en efficiëntie. In de praktijk bestaan de vliegroutes dan ook uit rechtlijnige trajecten, die onderling verbonden zijn door min of meer cirkelvormige bochten. Het aantal bochten is daarbij beperkt. Er wordt wel geprobeerd zoveel mogelijk over dunbevolkt gebied te vliegen. De routes van de Polderbaan zijn daar een voorbeeld van.
Ja. Alleen de toestellen die vanaf de Polderbaan vertrekken, volgen 's nachts een speciale nachtelijke uitvliegroute, waarbij na de start verder doorvliegen naar het noorden alvorens af te buigen naar het zuiden of zuidoosten. Deze routes zijn ontworpen om de grote bevolkingsconcentraties rondom Amsterdam te vermijden of daar zo hoog mogelijk overheen te vliegen. Daardoor treedt 's nachts minder geluidsoverlast op. Ook voor de Kaagbaan in noordoostelijke richting gelden 's nachts enkele speciale uitvliegprocedures. Het gebruik van deze nachtelijke uitvliegroutes kan alleen bij een laag verkeersaanbod. Daardoor zijn deze nachtroutes overdag niet toepasbaar.
In principe dient de gezagvoerder zich te houden aan de voorgeschreven uitvliegroute en moet hij binnen het tolerantiegebied blijven. De gezagvoerder dient echter van de route af te wijken, wanneer hij daartoe een instructie van LVNL ontvangt. Hij kan ook zelf LVNL verzoeken om te mogen afwijken, bijvoorbeeld om zware onweersbuien te vermijden.
Veiligheid staat in de luchtvaart centraal. Om een gevaarlijke situatie te vermijden, kan LVNL gezagvoerders opdracht geven om van hun route af te wijken. Ook plotseling veranderende weersomstandigheden kunnen tot afwijking aanleiding geven. Een andere reden waarom LVNL een aanvullende instructie kan geven, is om tijdens piekperioden startvertraging te voorkomen. LVNL streeft ernaar het aantal uitgaande vluchten met straalverkeersvliegtuigen, dat als gevolg van zo'n instructie op een hoogte van minder dan 3.000 voet (circa 900 meter) over aaneengesloten bebouwing komt, niet meer dan 3% te laten bedragen van het totaal aantal starts van straalverkeersvliegtuigen.
Als een gezagvoerder buiten dit gebied komt, zonder dat hij daartoe uitdrukkelijk opdracht van LVNL heeft gekregen, wordt er een onderzoek ingesteld door de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Dat kan leiden tot een strafrechtelijke vervolging, waarbij de rechter de gezagvoerder een boete kan opleggen.
Propellervliegtuigen krijgen van de verkeersleiding vaak de opdracht van de standaardroute (SID: Standard Instrument Departure) af te wijken. Dit gebeurt om de SID's vrij te houden voor het snellere straalverkeer. Dit verkeer zou vertraging ondervinden als het de langzame propellervliegtuigen zou moeten volgen. Aangezien dit in strijd is met de mainportontwikkeling van Schiphol, is in het verleden bepaald dat het propellerverkeer vrijgesteld kan worden voor het volgen van SID's.
In de verre omgeving van Schiphol is een aantal wachtgebieden ('holdings' of 'stacks') aangewezen. Deze zijn bedoeld om bij grote drukte en onvoorziene weersveranderingen binnenkomende vliegtuigen te laten wachten. In deze wachtgebieden 'cirkelen' deze vliegtuigen totdat zij van de verkeersleiding toestemming krijgen om te landen.
In een wachtgebied worden vliegtuigen als het ware 'gestapeld'. Ze vliegen daarbij een vast patroon, zogenoemde 'race tracks', waarbij de verticale onderlinge afstand minimaal 1.000 voet bedraagt, ruim 300 meter.
Afhankelijk van de verkeersdrukte bevinden vliegtuigen in wachtgebieden zich meestal op een hoogte tussen de 7.000 voet (circa 2.100 meter) en 24.000 voet (circa 7.500 meter). Vliegtuigen komen 'van bovenaf' het wachtgebied binnen. De belangrijkste wachtgebieden zijn gesitueerd boven het IJsselmeer, bij Lelystad, boven de Zeeuwse eilanden en ten westen van Noord-Holland boven zee.
Het gebruik van wachtgebieden brengt geen extra risico's met zich mee. Er gelden strenge veiligheidsnormen voor de afstand die vliegtuigen onderling moeten aanhouden, zowel in het horizontale als in het verticale vlak.
Wij gebruiken cookies voor een goede werking van de site en o.a. voor webstatistieken.
Info