Hoe werkt luchtverkeersleiding

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) begeleidt al bijna honderd jaar het vliegverkeer veilig door het Nederlandse luchtruim. Dit doen wij door het volgen van vaste procedures en routes. Met ondersteuning van communicatie-, navigatie- en radarsystemen.

Routes in het Nederlandse luchtruim

Het luchtruim boven Nederland bevat een complexe indeling met daarin routes waar vliegverkeer gebruik van kan maken. Hoog in dit luchtruim ligt een internationaal routenetwerk, vergelijkbaar met snelwegen in de lucht. Onze luchtverkeersleiders begeleiden vertrekkende vliegtuigen vanaf Nederlandse luchthavens naar de "opritten" en landende vliegtuigen vanaf de "afritten" naar de luchthavens toe. Om dit veilig te laten verlopen zorgen luchtverkeersleiders voor voldoende afstanden tussen de vliegtuigen, zowel in de lucht als op de grond. Dit doen zij door middels van instructies (koers, vlieghoogte en snelheid) en noemen we separatie.

Gebruik start- en landingsbanen

Onze luchtverkeersleiders kiezen op basis van de weersomstandigheden, de verkeersdrukte en de beschikbare banen welke banen ingezet kunnen worden. Vliegtuigen starten en landen  zoveel mogelijk tegen de wind in vanwege de veiligheid. Bij slecht zicht, bijvoorbeeld tijdens mist, kunnen sommige baancombinaties niet gebruikt worden vanwege de veiligheid. Ook overtrekkende buien met onweer, regen of sneeuw kunnen ervoor zorgen dat we bepaalde banen niet inzetten. Met de overheid en omgeving rondom Schiphol is afgesproken hoe de banen worden ingezet. Dit gebeurt aan de hand van de zogenoemde preferentievolgorde. We zetten bij voorkeur de Kaagbaan en de Polderbaan in, omdat deze relatief gezien voor minder omwonenden overlast veroorzaken. Benieuwd naar welke baan er op dit moment wordt ingezet op Schiphol? Dat kun je zien bij actueel baangebruik.

Routes om bewoonde gebieden heen

Een vertrekkend vliegtuig maakt gebruik van een standaard vertrekprocedure met daarin routepunten, die aansluit op het hoge luchtruim in de richting van de bestemming van de vlucht. Deze procedure moet tot ongeveer 1 km hoogte (3000 voet) worden gevolgd door de piloot, tenzij dit niet mogelijk is voor een veilige begeleiding. Het gebruik van deze procedure en de ligging van routepunten zijn zo ontworpen dat alle vliegtuigen deze veilig kunnen vliegen en woonkernen zoveel mogelijk worden vermeden. Deze routes kennen een marge waarvan de verkeersleider gebruik kan maken om het verkeer veilig en efficiënt af te handelen. Ook voor landend vliegverkeer zijn standaard naderingsprocedures. 

In de nacht (tussen 23;00 en 06:00 uur) moeten piloten de route tot grotere hoogte volgen (minimaal 9.000 voet, ongeveer 3 kilometer) en ontwijken bepaalde routes nog meer de woonkernen om slaapverstoring door vliegverkeer te voorkomen. Landend verkeer maakt in de nacht gebruik van langere vaste naderingsroutes die zoveel als mogelijk om woonkernen heen vliegen. Dit kan omdat er in de nacht minder vliegverkeer is.

Nieuwe indeling luchtruim

Het Nederlandse luchtruim wordt gecontroleerd door de luchtverkeerleiders van LVNL en militaire luchtverkeersleiders van het Ministerie van Defensie. De rijksoverheid werkt momenteel aan een nieuwe indeling van het luchtruim met als doel o.a. meer oefenruimte voor de luchtmacht en dat verkeer korter kan vliegen met minder overlast voor de omgeving. Meer informatie is te vinden op de website Luchtvaartindetoekomst.nl

Het gebruik van start- en landingsbanen op Schiphol

Het gebruik van start- en landingsbanen op Schiphol

Collega Jonne legt het uit

Meer weten?