Met behulp van Mode S Enhanced Surveillance kan diverse informatie vanuit het vliegtuig naar de grond worden gestuurd.
Bij veel vliegtuigen is dit systeem geïmplementeerd in de cockpit. Zo kan een eventuele miscommunicatie over de te bereiken hoogte worden gedetecteerd voordat deze zich in de praktijk heeft geopenbaard. Binnen LVNL maken we gebruik van het Pilot Selected Level (PSL). De luchtverkeersleiding kan door middel van PSL zien of de hoogte die de vlieger in de autopilot heeft ingesteld hetzelfde is als de hoogte waarnaar het vliegtuig is geklaard.
Een tracklabel, de groene tekst op een radarscherm, bevat gegevens uit het system flightplan van een vliegtuig en de gegevens die worden uitgezonden door de transponder. In zo’n tracklabel staat de hoogte die de vlieger in de autopilot heeft ingesteld en de hoogte waarnaar het vliegtuig is geklaard. In één oogopslag is een verschil tussen de twee hoogtes te zien op het radarscherm.
Wij gebruiken cookies voor een goede werking van de site en o.a. voor webstatistieken.
Info