Brandstof lozen is in principe verboden. Van dit verbod mag worden afgeweken als dit voor de veiligheid noodzakelijk is.
De piloot neemt de beslissing om tot het lozen van brandstof over te gaan. In sommige gevallen is het vliegtuig te zwaar om te landen (boven het ‘maximum landing weight’). Het startgewicht is vaak meer dan het maximale landingsgewicht door de hoeveelheid brandstof aan boord die nodig is voor de vlucht.
Vliegtuigen die uit voorzorg terugkeren zijn vaak net vertrokken en hebben daardoor mogelijk teveel brandstof aan boord om te kunnen landen. Als dit het geval is, kunnen sommige vliegtuigtypen brandstof lozen. Niet alle vliegtuigtypen kunnen dit. Vliegtuigen die dat niet kunnen en wel te zwaar zijn om te landen, vliegen rondjes in een aangewezen gebied om de brandstof te verbruiken en zo gewicht te verliezen.
Als een piloot aangeeft brandstof te moeten lozen, vraagt de luchtverkeersleider of de lozing onmiddellijk moet plaatsvinden en hoe lang dat gaat duren. De minimumhoogte voor een brandstoflozing is ruim twee kilometer (Flightlevel 70, ongeveer 7.000 voet), tenzij de piloot om veiligheidsredenen op lagere hoogte wil lozen.
Wanneer de lozing niet urgent is, maar wel noodzakelijk om te kunnen landen, stelt de luchtverkeersleider de piloot voor het lozen van brandstof boven de Noordzee te laten plaatsvinden.
Wanneer de piloot direct de brandstof wil lozen, zorgt de luchtverkeersleider ervoor dat het brandstoflozende vliegtuig en andere vliegtuigen met een route door het lozingsgebied niet door de brandstof heenvliegen. Op die manier wordt de veiligheid van het betreffende vliegtuig en de overige vliegtuigen geborgd. Pas vijftien minuten na het lozen van de brandstof kan er weer door dat gebied worden gevlogen.
Wij gebruiken cookies voor een goede werking van de site en o.a. voor webstatistieken.