Het kan voorkomen dat een vliegtuig met een (dreigend) tekort aan brandstof te maken krijgt, bijvoorbeeld door tegenvallende weerscondities op de route, of vanwege opgelopen vertraging tijdens de vlucht.
Een vlieger zal in zo’n geval uitwijken naar een andere, dichterbij gelegen luchthaven dan de bestemming. Maar zolang het wettelijk vastgelegde minimum aan brandstof nog niet is bereikt, mag de vlieger beslissen door te vliegen naar de oorspronkelijke bestemming.
Om de luchtverkeersleider van het mogelijk brandstoftekort op de hoogte te stellen, gebruikt de vlieger termen als ‘minimum fuel’, ‘fuel emergency’, of ‘low on fuel’. Deze meldingen hebben in Nederland geen officiële status. De verkeersleider hoeft het vliegtuig op basis van deze melding geen voorrang te geven. Uiteraard moet verdere vertraging van het vliegtuig wel worden voorkomen. Pas als de vlieger een noodsituatie afkondigt (mayday of pan pan), wordt het vliegtuig behandeld als een vliegtuig in nood. De verkeersleider informeert de vlieger met een dreigend tekort aan brandstof wel over de verwachte naderingstijd en eventuele wijzigingen daarop. Zo kan de vlieger beoordelen of hij een melding van een noodsituatie moet afgeven.
Wij gebruiken cookies voor een goede werking van de site en o.a. voor webstatistieken.